maandag 19 april 2010

DEMO VOOR GEERT WILDERS IN BERLIJN




17 april 2010. Demonstreren hoort bij Berlijn zoals de Fernsehturm bij de Alexanderplatz. Elke zaterdag wordt er wel ergens gedemonstreerd in de stad en in de krant las ik vanmorgen dat er voor 1 mei, de dag van de arbeid, een traditionele ‘demodag’ in Duitsland, eenendertig demonstraties zijn aangemeld. Maar vandaag, zaterdag 17 april is er een wel heel bijzondere demonstratie, waarvan ik vorige week tussen de Boomerang-kaarten in een toiletgang een informatieblaadje aantrof. Met daarop in grote letters: “DEMO”. Op 17 april 2010 om 14.00 uur voor de Nederlandse ambassade!
Maar mijn mond viel pas echt open toen ik het motto voor de demo zag: “Meinungsfreiheit ist ein Grundrecht. Solidarität mit Geert Wilders.” Wat krijgen we nou? Een demonstratie voor de Nederlandse ambassade, uit solidariteit met Geert Wilders. Daar wil ik het mijne van weten en dus neem ik de U-bahn naar de Klosterstrasse in Neukölln, waar Nederland aan de oever van de Spree tussen 1999 en 2001 een spectaculair nieuw ambassadegebouw heeft laten neerzetten, ontworpen door Rem Koolhaas. Een gebouw dat al een tijd om mijn lijstje stond om eens van dichtbij te bekijken, nadat ik er eerder al eens met de rondvaartboot van Rederij Riedel aan voorbij was gevaren.
Vanuit de U-bahn kom ik direct op de ‘hotspot’ terecht waar ik moet zijn. Een groep van zo’n vijftig mensen staat bijeen rond een (nog leeg) podium, dat de straat afsluit. Aan de achterwand een groot spandoek met de bekende kop van Wilders en in grote letters de tekst “Schauprozess gegen Wilders beenden.” Ernaast hangt links een Amerikaanse en recht de Joodse vlag. De Joodse lobby manifesteert zich ook op andere manieren met spandoeken (“Solidarität mit Israël”) en in veel protestborden of vlaggen komt de Davidster voor. “Die Konservativen”, de Duitse conservatieve partij, deelt ook ‘Flugblätter’ uit, waarin met name gehamerd wordt op het grondwettelijke recht op de vrijheid van meningsuiting. Onder een foto van Wilders wordt uiteengezet dat Wilders vanwege zijn ‘strijd voor democratie en mensenrechten’ in Amsterdam voor de rechter moet verschijnen omdat hij haat zaait (‘Volksverhetzung’), zoals het hier heet.
Ergens lees ik verder (vrij vertaald vanuit het Duits) dat wij ons niet eenzijdig moeten laten beïnvloeden door de media en dat we ons zelf op de hoogte moeten stellen om informatie kritisch te beoordelen. Precies wat ik vandaag doe, maar de eenzijdigheid druipt ervan af op de spandoeken en protestborden tegen Islamisering ( “Islamkritik ist Menschenrecht, keine Straftat”) en in de redevoeringen op het podium, waarin de vrijheid van meningsuiting (terecht) verdedigd wordt, maar waar Wilders (onterecht) als een ‘held’ wordt neergezet. Een spreker vindt dat Wilders in Nederland minister-president moet worden en het liefst ‘minister-president van Europa’.
Politie
Op dat moment heb ik mijn portie wel gehad en laat ik de merendeels rechts-conservatieve demonstranten, maar ook aanhangers van de burgerbeweging Pax Europa achter mij en steek de straat over richting Nederlandse ambassade. Dan valt me pas de enorme hoeveelheid politie op die op de been is voor deze relatief kleine demonstratie. Bewust zichtbaar bij het podium, maar ook verdekt opgesteld achter het ambassadegebouw langs de Spreeufer. Veelal verveeld toekijkende agenten, die (gelukkig) niet hoeven in te grijpen, want het is een keurige, rustige demonstratie. Maar overal liggen wel de dranghekken klaar voor het geval dingen uit de hand lopen. Bijvoorbeeld bij een tegendemonstratie van het linkse front. Maar ‘de links-radicalen’ en de ‘autonomen’, schitteren op deze prachtige, zonnige dag door afwezigheid. Misschien wel omdat ze Wilders niet belangrijk genoeg vinden. De ‘grote man’ van rechts-Nederland is er trouwens zelf ook niet, hoewel hij toch veel media-aandacht had kunnen krijgen want pers is er meer dan voldoende. Verslaggevers van kranten, fotografen, cameraploegen, radioreporters, ja zelfs onze eigen VPRO loopt er rond met een cameraploeg. Niet specifiek voor deze demonstratie, maar ze volgen als enkele dagen enkele Nederlandse Wilders-aanhangers op de voet. De aardige jongen met het opmerkelijke bord “Geert Akbar” blijkt ook gewoon een Nederlander te zijn. Net als de meeste anderen heeft hij een button opgespeld met de kop van Wilders erop en een websiteadres (www.pi-news.net). Als ik hem vraag of ik daar een foto van mag maken, laat hij me weten dat ik voor 1 euro een button kan kopen. Maar dat gaat me echt te ver. En als even later de regisseur van de VPRO-ploeg, die mij Nederlands had horen praten, op me afkomt om te vragen of ik ook een Vildersaanhanger ben, vind ik het echt tijd om de Wildersvrienden mijn hielen te laten zien, hoezeer de vrijheid van meningsuiting mij ook lief is.
Terwijl achter mij de volgende spreker zich aandient, bewonder ik de grote grijze kubus van Rem Koolhaas met aan de voorgevel een mediawand met tientallen hoofden, die mij niet bekend voorkomen. Omdat het gebouw niet echt een uitnodigende entree heeft, loop ik er snel omheen in de richting van de Spree, die er direct achter langs loopt. Ik ga in het zonnetje zitten bij het oude, kleine sluizencomplex, waar de rondvaartboten geschut worden. Vele malen leuker om naar te kijken dan die kop van Wilders.

OP TEMPELHOF BEGON HITLER`S GERMANIA




14-4-2010. Terwijl in heel Europa het vliegverkeer plat ligt door de uitbarsting van een vulkaan op IJsland bezoek ik het meest markante vliegveld van Berlijn: Flughafen Tempelhof. Hier wordt al twee jaar niet meer gevlogen, want sinds 2008 is Berlin-Tempelhof gesloten en staat het gigantische gebouwencomplex, evenals de enorme groene grasvlakte met zijn twee landingsbanen voor het grootste deel leeg. Berlijn lijkt een beetje in zijn maag te zitten met het megalomane vliegveld uit de jaren dertig, dat de opmaat moest worden voor het nieuwe Germania en waaraan de ‘grote architect’ van het derde rijk, Adolf Hitler, zelf nog heeft meegedacht.
Een vliegveld met een besmet verleden dus, net als het voormalige ‘Palast der Republik’, het onderkomen van de toenmalige DDR-regering tegenover de Berliner Dom, die de stad ook als een hete aardappel in de keel zat. Uiteindelijk werd de ‘Ballast der Republik’, zoals het parlementsgebouw in de volksmond heette een paar jaar geleden afgebroken – al was het maar vanwege de grote hoeveelheden asbest die men tegenkwam – om plaats te maken voor een ander omstreden gebouw: het oude Stadtschloss. Ongeveer op dezelfde plek waar het Oost-Duitse ‘Palast’ stond moet nu het oude Wilhelmische stadspaleis uit de 19de eeuw herrijzen, dat deels vernield was door de bommen van de geallieerden, waarna de DDR in de jaren vijftig besloot om ook de resten van het oude Duitsland maar op te blazen, in ruil voor een eigentijds ‘volkspaleis’.
Pagina’s zijn er volgschreven in de Berlijnse kranten over die twee omstreden gebouwen en met Tempelhof is het al niet anders. Het oudste vliegveld van Berlijn, is sinds de start al verschillende malen van gedaante veranderd. Keizer Wilhelm II gebruikte de grote grasvlakte tussen Kreuzberg en Tempelhof/Schöneberg zo rond 1900 vooral als exercitie- en oefenterrein voor het leger, als feestterrein om zijn verjaardagen te vieren en later ook voor luchtshows. Luchtvaartpionier Orville Wright vloog er in 1909 als eerste een rondje op een recordhoogte van 160 meter. In 1923 werd op de grasvlakte een eerste vliegveld voor passagiers- enh postvluchten gebouwd, waarvan de resten nog zichtbaar zijn vanaf het dak van het huidige hoofdgebouw.
Maar de ‘grote’ geschiedenis van Tempelhof begint midden jaren dertig als de Nazi’s aan de macht zijn gekomen en Hitler droomt van ‘Germania’, de nieuwe hoofdstad van het Derde Rijk, waarvoor hij samen met Albert Speer plannen ontwerpt. Maar de huisarchitect van Hitler was niet betrokken bij Tempelhof, dat was het werk van architect Ernst Sagebiel, die in 1935 de opdracht kreeg voor een compleet nieuw vliegveld. Het moest de moeder van alle luchthavens in de wereld worden, het grootste vliegveld aller tijden. Vanaf 1935 tot het begin van de oorlog, ontstaat een complex van ongekende omvang. Een langgerekt gebouw, het grootste in de wereld, dat zich als een halve maan rond het vliegveld uitstrekt. 284.000 vierkante meter gebouw waarvan je pas een echte voorstelling krijgt als je ervoor staat, of nog beter als je op het dak staat en naar links en rechts om je heen kijkt.
Luchtbrug
Dus neem ik op een vrijdagmiddag de U-bahn naar de ‘Platz der Luftbrücke’. Een naam die direct herinnert aan een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van het nieuwe Tempelhof, namelijk de ‘Berliner Blockade’ van 1948-1949. In het voorjaar van 1948 bedacht Stalin dat hij West-Berlijn (toen nog bezet door de geallieerde Amerikanen, Engelsen en Fransen) het beste in handen kon krijgen door de wegen rond de stad domweg af te grendelen en de twee miljoen West-Berlijners uit te hongeren. Dat is niet gelukt omdat de Amerikanen in enkele maanden tijd met het puin van de bombardementen, twee start- en landingsbanen aanlegden en in juni 1948 een unieke ‘luchtbrug’ in werking stelden om de stad te bevoorraden.
Een jaar lang, van juni 1948 tot mei 1949, vloog een armada van vierhonderd vliegtuigen dagelijks heen en weer tussen West-Duitsland en West-Berlijn om de Berlijners van eten en drinken en andere levensbehoeften te voorzien. Bij elkaar werden in dat jaar bijna vijfhonderdduizend vluchten uitgevoerd. Een ongelooflijk aantal. En dan te bedenken dat al die vliegtuigen met de hand moesten worden geladen en gelost door slechts één simpele vliegtuigdeur omdat het geen vrachtvliegtuigen, maar leeggehaalde passagiersvliegtuigen waren. Door de unieke ‘Luftbrücke’ bleef de stad in handen van het ‘westen’. Het grote betonnen monument vóór het hoofdgebouw van Tempelhof herinnert er nog aan, evenals de Amerikaanse ‘Troop Carrier’, het zilverkleurige vliegtuig dat, met nog één enkel ander Duits vliegtuig, op het gigantische, lege platform staat voor de aankomst- en vertrekhal. Het toestel is nu een museumstuk, maar vloog tussen 1948-1949 daadwerkelijk mee als ‘Rosinenbomber', zoals de toestellen liefkozend werden genoemd omdat ze voor de kinderen van Berlijn allerlei zoetigheid dropten vanuit de lucht. In de jaren erna is Tempelhof tot de sluiting in in 2008 wisselend gebruikt als militair vliegveld door de Amerikanen en als klein vliegveld voor de burgerluchtvaart. Een taak die in 1996 werd overgenomen door Schönefeld, waarna de ‘Zentralflughafen Tempelhof’ zijn centrale functie verloor en een nieuwe toekomst begon als ‘monument’.
Groot en leeg
Hoe groot en leeg het complex nu is, blijkt tijdens de rondwandeling van tweeëneenhalf uur, die een keer per dag, in het weekend twee keer per dag wordt gehouden. Een rondleider met een hele grote bos sleutels loodst je van boven tot onder door het hoofdgebouw, trap op, trap af, van de diepgelegen uitgebrande ‘filmbunker’, drie verdiepingen onder de grond, tot op het dak van het hoofdgebouw, negen verdiepingen hoger. Met gevoel voor morbide humor meldt de rondleider via zijn walkie-talkie - vast een oude Oost-Duitser - dat hij met zijn groep het dak opgaat en of ze asjeblieft niet willen schieten. Om vervolgens met een brede grijns de deur naar het grote dakterras voor ons te openen. Van daar af heb je pas echt goed zicht op het enorme langwerpige gebouw dat zich links en rechts van je uitstrekt en als het ware het enorme, betonnen platform beneden je omarmt.
Het vliegveld zelf is met slechts twee landingsbanen voor een internationale luchthaven inmiddels veel te klein, terwijl de gebouwen daarentegen veel te groot zijn voor een klein vliegveld. De ‘Abfertigungshalle’, de oude aankomst- en vertrekhal imponeert niet alleen door zijn kolossale afmetingen, maar ook door de monumentale architectuur, met veel marmer. Alleen de marmeren vloer in de aankomsthal is er ooit uit gesloopt en vervangen door ‘socialistisch marmer’, zoals de rondleider de marmoleumvloer van nu noemt. Maar hij misstaat niet bij de rest van het interieur, waardoor de hal zijn grandeur, zijn grootsheid heeft behouden.
Dit was een gebouw, bedoeld om te imponeren en dat doet het nog steeds. Ook al hebben vorige ‘bewoners’ ook op een negatieve manier hun sporen nagelaten in het gebouw. Zo roofden eerst de Russen in 1945 delen van het vliegveld leeg en later hebben ook de Oost-Duitsers aardig huisgehouden in het gebouw en bijvoorbeeld al het marmer weggehaald uit het bovenste deel van de entreehal. Wij mogen het allemaal zien van de rondleider: eerst het kale negen etages hoge trappenhuis waar bijvoorbeeld alle radiatoren zijn weggehaald door de Russen en ook de onttakelde bovenzaal, waar al het het marmer verdwenen is van de pilaren. Ook de Amerikanen hebben hun sporen nagelaten in het gebouw. Zij verbouwden de bovenste verdieping van het hoofdgebouw voor een aantal sportvoorzieningen. Zo is er nog een complete basketbalzaal terug te vinden waar de ‘Berlin Braves’ van de Amerikaanse luchtmacht tot 1993 hun wedstrijden speelden. Het maakt van de rondleiding een soort ontdekkingstocht, waarbij je steeds voor nieuwe verrassingen komt te staan. Maar het merendeel van de ruimtes en zeker de grote vertrek- en aankomsthal is nog intact: de incheckbalies staan er allemaal nog, alsof elk moment de passagiers kunnen binnenkomen en de hal slechts tijdelijk is verlaten vanwege een luchtalarm of een vulkaan op IJsland.
Schuilkelder
Bij onze rondleiding komen we ook in de zg. ‘Luftschutzkeller’ terecht, bestaande uit enkele metershoge hoge kelderruimtes, waar de Berlijners heen vluchtten tijdens de bombardementen in de tweede wereldoorlog. Een creatieve schilder heeft op de muren met cartooneske afbeeldingen en teksten zijn sporen nagelaten. Nog spectaculairder is de kelderverdieping eronder, die onder andere werd gebruikt als opslag voor brandbare materialen, waaronder een grote partij brandbare nitraatfilms. Volgens onze rondleider hebben de Russen in 1945 de hele zaak in de fik gestoken, waardoor de hele kelderverdieping volledig is uitgebrand. En dus lopen wij verbaasd om ons heen kijkend door de ene na de andere zwart geblakerde ruimte. Wat voor films er lagen, kan de rondleider mij helaas niet vertellen, want dat was ‘diep geheim’. En dan neemt hij ons nog even mee naar de speciale spoorwegtunnel, die onder het hele gebouw doorliep en van waaruit de bevoorrading van het vliegveld plaatsvond.
En dan is de rondleiding opeens ten einde. Aan de overkant van de straat zie ik nog iets wat op een oude bioscoop lijkt. Het blijkt het oude Columbia filmtheater van de Amerikaanse luchtmacht te zijn dat ook in 1993 met het vertrek van de Amerikanen van Tempelhof werd gesloten. Na wat foto’s te hebben gemaakt van de oude bioscoopgevel, die doet denken aan oude Amerikaanse bioscopen uit de jaren vijftig, hoor ik opeens een vliegtuig in de lucht.
Hoe kan dat nou, met al die gesloten vliegvelden? De rondleider helpt ons uit de droom. Het is een andere, oude ‘Rosinenbomber’ die dagelijks een rondje boven Tempelhof vliegt en waarbij je als toerist voor 100 euro mee mag. Er wordt dus nog wel degelijke gevlogen op Tempelhof, alleen wordt er geen snoep en kauwgum meer gedropt voor hongerige kinderen.

donderdag 15 april 2010

IN DE VOETSPOREN VAN QUENTIN TARANTINO




14 april 2010. In de Berliner Morgenpost van 12 april lees ik dat de Britse actrice Cate Blanchett in de stad is. Ze is betrapt door een sensatiefotograaf voor de deur van haar appartement in Berlijn, waar ze tijdelijk met haar gezin woont vanwege filmopnamen in Babelsberg. Ze speelt de hoofdrol in de nieuwe thriller Hanna. Ze is niet de eerste filmactrice die hier tijdelijk haar tenten opslaat, want de filmstudio’s in Babelsberg, een kilometer of dertig van Berlijn, zijn weer populair geworden de laatste paar jaar. Bekroonde films als The Reader, Das Weisse Band, Das Leben der anderen en The Pianist van Roman Polanski zijn er voor een deel opgenomen, evenals Operatie Valkyrie met Tom Cruise in de hoofdrol. En vorig jaar draaide Quentin Tarantino er zijn Inglorious Bastards, met Brad Pitt in een van de hoofdrollen. Pitt woonde tijdelijk met zijn vriendin Angelina Jolie in een dure villa aan de Wannsee, terwijl Tarantino 'gewoon' acht maanden in Kreuzberg woonde, tussen de lokalo's. Ik las in een artikel dat Tarantino zo onder de indruk was van de ‘heilige grond’ in de Babelsberg Studio’s - die volgend jaar honderd jaar bestaan - dat hij er de grond kuste in de Marlene Dietrich Studio, de grootste studio van het complex.
Over Tarantino doen meer verhalen de ronde. Zo liep ik deze week de videotheek ‘Filmgalerie 451' aan de Torstrasse in Berlin Mitte binnen, de best gesorteerde videotheek van Berlijn. Zeker als het om filmklassiekers gaat. Daar vertelde de baliemedewerker me dat vorig jaar opeens Quentin Tarantino voor de deur stond. Hij was op zoek naar oude films uit de jaren twintig, gemaakt in de toenmalige UFA-studio’s in Babelsberg. Hij leende onder meer Der blaue Engel met Marlene Dietrich en nog een paar oude films uit de bloeitijd van de Duitse film, "maar heeft die tot dusver nog steeds niet teruggebracht," zo zei hij met een knipoog. Intussen is Tarantino allang weer thuis en is zijn in Babelsberg opgenomen succesfilm Inglorious Bastards op dvd en Blue Ray te huur en te koop in de Filmgalerie 451.
Bij mijn vertrek uit de Filmgalerie hoorde ik en passant dat die nacht de Berlijnse filmmaker Werner Schroeter aan AIDS was overleden. Op de afgelopen Berlinale was hij nog als eregast in het zonnetje gezet omdat een einde er al aan zat te komen. Met Schroeter verliest Duitsland een belangrijke naoorlogse filmmaker. Iemand van de generatie Wim Wenders, Rainer Werner Fassbinder, Werner Herzog en Volker Schlöndorf, die hun stempel hebben gezet op de jaren zeventig en tachtig.
Babelsberg
Via Volker Schlöndorf kom ik ook weer terug bij ‘Babelsberg’. Ik bezocht samen met filmhistoricus Egbert Barten de beroemde filmstudio’s voor het eerst in 1993, op het moment dat het bijna failliete, toen nog Oost-Duitse complex voor 130 miljoen Mark was verkocht aan een Frans consortium. Volker Schlöndorf was als een van de twee nieuwe directeuren aangesteld en moest proberen de studio’s weer nieuw leven in te blazen. Wat hem uiteindelijk ook is gelukt.
Babelsberg aan de rand van Potsdam, is een filmcomplex dat ouder is dan ‘Hollywood’. In 1911 werd het terrein aangekocht en vestigde de eerste filmproductiemaatschappij, de firma Bioscop, zich op het terrein. Een jaar later was de eerste film gereed, met in de hoofdrol de toenmalige filmster Asta Nielsen. De grote successen van Babelsberg als filmstudio, kwamen in de jaren twintig met de start van de UFA, de 'Universal Film Agentur', die aan de lopende band films produceerde, zoals Metropolis van Fritz Lang uit 1926 en Der blaue Engel met Marlene Dietrich uit 1930.
Na de tweede wereldoorlog werd de UFA de DEFA, een Oost-Duitse filmonderneming, die tot de val van de muur vele honderden speelfilms en televisiefilms produceerde in Babelsberg. In de bloeitijd van de DEFA werkten er 2300 medewerkers, die in 1989 voor het grootste deel hun baan kwijtraakten. Na een paar jaar van hangen en wurgen, werd Babelsberg in 1992 gered door de Fransen, die de filmstudio’s in de jaren erna uitbouwden tot een complete mediastad. Ook werd in 1993 gestart met een attractiepark, het ‘Filmpark Babelsberg’, dat een publiekstrekker moest worden, naast de mediastad voor de professionals.
Attractiepark
Zeventien jaar later neem ik vanuit Berlijn de auto richting Potsdam en sla af bij het bord ‘Filmpark Babelsberg’. Daarna is het niet ver meer naar het attractiepark, dat in 1993 het eerste pretpark in de DDR was. Het ' filmpark' is inderdaad uitgegroeid tot een echt pretpark, zo blijkt als ik de vele bussen met scholieren op het parkeerterrein zie. In mijn herinnering werd je in 1993 nog rondgeleid door de studio’s zelf, zoals de grote 'Marlene Dietrich Halle', waar toen net het immense decor stond voor de familiefilm Die unendliche Geschichte, een van de eerste films die na de Wende in Babelsberg werd gedraaid.
Nu zijn de talrijke film- en televisiestudio’s en bijbehorende gebouwen, waaronder ook de film- en televisieacademie voor de dagjesmensen een ontoegankelijk gebied geworden. Wel rijdt er net als in de Universal Studio’s in Los Angeles, een treintje langs de studio's, maar de kans dat je een glimp opvangt van Cate Blanchett is minimaal. Wel zie ik tussen de gebouwen door dat ze op de buitenset van Gute Zeiten, Schlechte Zeiten (inderdaad de Duitse GTST) bezig zijn met opnamen, maar in een paar seconden zijn we de filmset alweer voorbij.
Toch is het Filmpark Babelsberg zeker een bezoek waard. Er zijn een aantal attracties bij elkaar gebracht die op de een of andere manier met film of televisie te maken hebben. En dan vooral de Duitse televisie, want ‘sterren’ als Sandmännchen, Janosch, Kleiner Muck of Radio Teddy zeggen ons niet zoveel. Maar er zijn ook filmsets nagebouwd, die soms heel spectaculair zijn, zoals een gigantische vulkaan, waarin 2500 mensen naar een fantastische stuntshow kunnen kijken. Maar daar tegenover staat een ongelooflijk knullig Amerikaans 'westernstraatje', met saloon, bank en goudmijn, waar geen regisseur zijn camera ooit nog zou durven neerzetten. Laten we zeggen een mix van oud, sullig DDR-vermaak en een moderne variant dat meer op de hedendaagse jongere is afgestemd.
Wij bezoeken om te beginnen het 'Erlebnisrestaurant Prinz Eisenherz’. Weten niet wie prins Eisenherz is, maar hij woont in een enorm groot middeleeuws ingericht restaurant, waar zo te zien ook de ridders van de ronde tafel af en toe komen tafelen, Hier worden, gezien de vele spotlights aan het plafond, middeleeuwse taferelen nagespeeld, maar vandaag kun je er als argeloze bezoeker alleen wat te eten en te drinken bestellen.
Daarna lopen wij met belangstelling door het ‘Atelier die Traumwerker’, een soort expositiehal waarin verschillende disciplines van het filmproductieproces worden uitgebeeld: scenarioschrijven, decors maken, maquettes en modellen bouwen, kostuums, schmink en aankleding, rekwisieten etc. Zeg maar, alle technische zaken die zich achter de schermen van een speelfilm afspelen. Ook zijn er de interieurs en jurken te bewonderen uit de film Marlene uit 2000, een speelfilm over het leven van Marlene Dietrich, de grote diva van de Duitse film, voor ze in de jaren dertig de Nazi’s haar hielen liet zien en haar carrière voortzette in Hollywood.
Shows
Het zijn dingen waar de meeste scholieren onwetend en verveeld aan voorbij lopen. Die zijn meer te paaien bij de ‘Fernsehshow’, waarin het productieproces van televisie aanschouwelijk wordt gemaakt. In een speciale studio worden in rap tempo verschillende typen programma's gemaakt. Met behulp van mensen uit het publiek, die voor joker worden gezet als stuntelende weerman, figurant in een televisieserie, of deelnemer aan een praatprogramma. Ik houd er niet van, vind het te gemakkelijk, maar ik kan niet ontkennen dat op simpele wijze in een show van een half uur het maken van televisie in beeld wordt gebracht.
Eerder op de dag hebben we in de ‘Filmtiershow’ al wat dieren in actie gezien, maar de vele jongeren gaan pas echt uit hun dak bij de ‘Stuntshow’. Een show van een half uur op een spectaculaire locatie – in een vulkaan – waar vier stuntmannen en twee stuntvrouwen het hele pakket aan filmstunts afwerken: vechtpartijen, valpartijen, achtervolgingen met auto’s en een motor en dat allemaal afgewisseld met knallende geluidseffecten, ontploffingen, veel rook en vuur en zelfs een brandende man die voorbij rent. Blijf daar maar eens koel onder. Een show die er mag zijn en voor velen duidelijk het hoogtepunt van het bezoek aan Filmpark Babelsberg.
Mijn persoonlijke hoogtepunt moet dan nog komen. Dat is de ‘Rundfahrt durch die Medienstadt’. Een korte tour met een treintje langs de studiogebouwen, die op een gegeven moment even te voet wordt voortgezet en waarbij we in een op schaal nagebouwde ‘Berliner Strasse’ terecht komen, compleet met een stuk Berlijnse muur (van kunststof). Hier is in 1999 nog de film Sonnenallee opgenomen, die speelt in de DDR-tijd in Oost-Berlijn. En ook voor Das Leben der anderen, een andere film over de DDR, werden hier opnamen gemaakt.
Het ziet er allemaal verrassend echt uit, maar het is een gigantisch decor, wat je pas echt door hebt als je aan de achterkant de enorme steigerwand ziet waar de zogenaamde gevels van de huizen tegenaan zijn gebouwd. In 2001 is de ‘Berliner Strasse’ weer helemaal opgelapt toen Polanski er scènes voor The Pianist wilde opnemen. Hij gebruikte de oude Berlijnse straat als decor voor het getto in Warschau.
Hier in de ‘Berliner Strasse’ van Babelsberg zie je, staand tussen de decors, de magie van de film even tot leven komen. Momenten die ik in Babelsberg meer had willen meemaken, maar het oude filmcomplex is in de afgelopen jaren een ontoegankelijke moderne mediastad geworden, terwijl het publiek op het voorterrein wordt vermaakt in een commercieel pretpark waar de show het gewonnen heeft van de film.

ZOEKEN NAAR DE LAATSTE STUKKEN MUUR




11 april 2010. Het moet ergens begin jaren zeventig zijn geweest dat ik voor het eerst de impact van de tweedeling van Berlijn van dichtbij zag. Ik had de U-bahn genomen naar Bahnhof Schlesisches Tor in Kreuzberg, het toenmalige, gedwongen eindpunt van de U1. Vóór 1961 reed de U1 via de prachtige Oberbaumbrücke over de Spree nog een halte verder naar de Warschauer Strasse in Berlijn Oost. Maar in augustus 1961 werd de Spree op die plek een zwaar bewaakte grensrivier en de Oberbaumbrücke een van de dertien grensovergangen tussen Oost- en West-Berlijn.
Ik herinner me dat ik vanaf het onttakelde eindstation naar de oever van de Spree liep en daar aan de overkant langs het water voor het eerst de vermaledijde muur zag. Een lange witte strook beton, bedoeld als ‘antifascistischer Schutzwall’ om de Nazi’s buiten de DDR te houden. Of, vanuit ons perspectief: een muur die een eind moest maken aan de uit de hand gelopen emigratie van (met name de hoog opgeleide) Oost-Berlijners naar het westen.
Daar aan de overkant van de Spree lag Oost-Berlijn en ik kon er alleen maar van een afstand naar kijken. De waanzin van een verdeelde stad aan de oevers van een kabbelende rivier, waarop bootpatrouilles heen en weer voeren, met op de brug Vopo’s die vanuit wachttorens met verrekijkers naar mij stonden te kijken. Dat was mijn eerste kennismaking met de muur en ik herinner het me nog als de dag van gisteren.
Daarna ben ik er nog vaak teruggeweest. Vóór 1989, maar ook na de val van de muur, want de Oberbaumbrücke bleef een bijzondere plek in Berlijn. Aan de voet hiervan ontstond namelijk in 1990 de ‘Eastside Gallery’. Het langste en mooist beschilderde stuk muur dat er in de stad nog te vinden is. Meer dan een kilometer lang en in 1990 beschilderd door meer dan honderd kunstenaars. Elke toerist die Berlijn bezoekt gaat er wel even langs en van de week was ik er zelf ook weer eens met iemand die voor het eerst Berlijn bezocht.
Ik zag dat de oude schilderingen van de Eastside Gallery inmiddels zijn gerestaureerd, maar het zijn nog dezelfde afbeeldingen van toen, met als een van de markantste: Erich Honecker, de politiek leider van de DDR, die de Russische president Brezjnev een socialistische kus geeft. Vol op de bek. Een beeld dat je nooit meer vergeet, net als de sprong van de vluchtende Vopo over een rol prikkeldraad in 1961. Conrad Schumann, heette die jongen en hij werd anoniem beroemd. Maar of hij echt gelukkig werd in het westen is de vraag, want in 1988 – nog voor de val van de muur – pleegde hij zelfmoord, zo las ik ergens in het Mauermuseum bij Checkpoint Charlie.
Mauermuseum
‘Haus am Checkpoint Charlie’ was in de jaren zeventig nog een volgepakte woning van een bevlogen, particuliere verzamelaar. Nu beslaat het ‘Haus’ een compleet woonblok, maar het komt nog steeds over als een volgestouwd pakhuis, waar iemand eens orde op zaken zou moeten stellen. Het ‘museum’ maakt een ongestructureerde en chaotische indruk, maar de verhalen over de vluchtpogingen en de bijbehorende attributen blijven natuurlijk uniek en appelleren aan de waanzin van de verdeelde stad en het belang van vrijheid voor de mens.
Maar ik ben vandaag op zoek naar de overgebleven resten van de muur. En dan bedoel ik niet de brokjes, die je nog kunt kopen in de Berlin shops.
Thuis heb ik ook nog zo’n beschilderd stukje Berliner Mauer liggen, dat ik in 1989, een week na de val van de muur, nog voor een habbekrats kon kopen van een ‘Mauerspecht’. Tegenwoordig betaal je voor een piepklein stukje beton in een plastic bolletje als gauw 5 euro, waarbij je maar moet hopen dat het echt van ‘de muur’ afkomstig is. Al is die kans heel groot, want het betonnen gordijn rond West-Berlijn was 160 kilometer lang, met naast de muur aan de westzijde, de zg. buitenmuur, ook nog een binnenmuur aan de oostkant. Met daartussen de zwaarbewaakte, ’s nachts fel verlichte ‘Todesstreifen’, een stuk niemandsland met allerlei versperringen en patrouillerende Vopo’s die allemaal, net als James Bond, een ‘license to kill’ hadden. En die dat ook deden, want in de periode van 1961 tot 1989 vielen er (minimaal) 131 geregistreerde doden aan de Berlijnse muur. Onder wie een ‘beroemde’ dode als Peter Fechter, die bij zijn vlucht in het niemandsland werd neergeschoten en die men anderhalf uur lang heeft laten doodbloeden. En zo heeft ‘de muur’ nog duizend-en-een andere gruwelverhalen, allemaal terug te vinden in het ‘Haus am Checkpoint Charlie’.
Maar ik ga verder in mijn zoektocht naar de resten van de muur, waarvan je ook nog losse elementen tegenkomt in trendy coffeeshops of warenhuizen als het KaDeWe. Een vaak kleurrijke blikvanger: van drie meter zestig hoog (want zo hoog was die muur aan de westkant) en twee meter breed. Losse elementen die tegen elkaar gezet ‘de muur’ vormden. Althans de laatste muur, want door de jaren heen is er aardig wat gemetseld en geknutseld aan de ‘Schutzwall’. Het begon met een prikkeldraadversperring, daarna een gemetselde muur van grote bakstenen, toen horizontale betonplaten tussen betonnen pijlers en uiteindelijk kant-en-klare betonnen elementen, die met elkaar een muur vormden. De muur waar toeristen naar op zoek zijn.
Where is the Wall?
Bij mijn wandelingen door Berlijn kreeg ik de afgelopen jaren - en dan vooral rond de Potsdamer Platz - regelmatig de vraag waar ‘de muur’ was. Meestal van Amerikaanse toeristen. Ik wijs dan altijd op de dubbele rij klinkers die je in de weg of het trottoir ziet op de plek waar vroeger de muur liep. Maar zo’n symbolische markering zegt muurzoekers niets en dus stuur ik ze vanaf de Potsdamer Platz meestal vijfhonderd meter verder naar de Gropius Bau, want daarnaast staat – met de eerder genoemde Eastside Gallery - het tweede substantiële stuk muur. Op een historische plek langs de Stresemann Strasse, met aan de ene kant van de straat het voormalige Reichsluftfahrministerium van naziboef Hermann Goering en aan de andere kant van de straat de martelkamers van andere naziboeven, nu onderdeel van de ‘Topographie des Terrors’, een indrukwekkende expositie over de plek waar de Gestapo en de SS in de tweede wereldoorlog huishielden. En daar tussenin staat dan ook nog een paar honderd meter Berliner Mauer, als herinnering aan een andere bittere tijd.
Maar het meest interessante en complete stuk muur is te vinden langs de Bernauer Strasse, vlakbij het Nordbahnhof. De Bernauer is beroemd geworden omdat bewoners daar in 1961 van de ene op de andere dag in twee werelden kwamen te wonen. Met hun voordeur in Oost-Berlijn en de achterkant van hun huis in het westen. We kennen allemaal de beelden van mensen die uit ramen klimmen en springen, de vrijheid tegemoet. Dat gebeurde in de Bernauer Strasse waar nu in tien jaar tijd een indrukwekkende ‘Gedenkstätte’ is ontstaan, die het beste laat zien hoe de Berlijnse muur eruit zag.
In 2006 besloot de Berlijnse senaat om geld uit te trekken voor de reconstructie van een volledig stuk muur, compleet met ‘Todesstreifen’. Op een plek waar de Vopo’s in 1985 nog een hele kerk hadden opgeblazen omdat die in de weg stond in het niemandsland. Op die plaats staat nu de 'Kapelle der Versöhnung' en in het verlengde daarvan is tussen twee hoge stalen wanden, een langwerpig stuk niemandsland ontstaan met de oorspronkelijke Todesstreifen, afgescheiden door een binnenmuur aan de oostkant en een buitenmuur aan de westkant, met in het midden van het niemandsland een pad voor patrouilles en naast de oorspronkelijke verlichting ook een van de weinige nog overgebleven wachttorens.
Documentatiecentrum
Aan de overkant van het complex ligt het in 1999 geopende 'Dokumentationszentrum Berliner Mauer', waar de bezoeker alle mogelijke informatie kan vinden over ‘de muur’ en het ‘ijzeren gordijn’ en waar je vanaf de uitzichttoren op het dak een prachtig uitzicht hebt over het ‘muurmonument’ en in de verte het centrum van Oost-Berlijn. Sinds oktober 2009 is het complex uitgebreid met een apart bezoekerscentrum, met op de begane grond een boekwinkel en op de eerste verdieping een filmzaal, waar onder meer de korte film ‘Eingemauert’ te zien is. Een schitterende computeranimatie van authentieke beelden uit het verleden, waarin op een suggestieve manier wordt getoond hoe de muur er werkelijk uit zag en hoe gruwelijk de versperringen waren in het niemandsland. Een wonder wanneer je daar als vluchteling doorheen wist te komen, zonder dat een schuimbekkende hond je been te pakken had gekregen, je ergens in het prikkeldraad vast was komen te zitten, er onder je voeten een mijn was ontploft, of een 'Selbstschussanlage’ tientallen dum-dum kogeltjes in je richting had geschoten. Of dat je simpelweg door een Vopo was neergeknald vanuit een van de 186 wachttorens, waarvan er nu nog maar drie over zijn in Berlijn. Een daarvan staat aan de Bernauer Strasse. Dus wie ‘de muur’ wil zien moet naar de Bernauer Strasse. Daar is ook voor 4 uur of een hele dag een zg. ‘MauerGuide’ te huur; een audioguide die wandelaars naar de laatste resten van de muur brengt. Maar wie dit stuk nog eens herleest heeft misschien wel helemaal geen audioguide meer nodig.

dinsdag 6 april 2010

OP SLOFFEN DOOR HET NEUES PALAIS




Maandag 5 april 2010. Midden jaren tachtig was ik al eens in Potsdam. Toen de Muur er nog stond en Potsdam in de DDR lag. Ik bezocht er het Filmmuseum, het Holländische Viertel en het Schloss Sanssouci. In mijn herinnering maakte de stad een verwaarloosde indruk. Veel achterstallig onderhoud aan de monumenten, de stadspoorten, de grote stadshuizen en de diverse paleizen in het park, die toen ogenschijnlijk nog niet op de prioriteitenlijst stonden van het stadsbestuur. Het Holländische Viertel was net opgeknapt, maar daar hoef je als Hollander niet echt naar toe. Verder herinnerde ik me de Brandenburger Strasse, de belangrijkste winkelstraat in het centrum van de stad, waarbij vooral de fraaie uithangborden boven de winkels me zijn bijgebleven.
Vandaag, op tweede paasdag, krijgt Potsdam een herkansing en we zijn niet de enigen die vandaag het Park Sanssouci als dagje-uit hebben gekozen. Veel toeristen op de been en uit alle windstreken zo te horen. Potsdam is naast Berlijn een trekpleister ‘an sich’ geworden en met al die ‘Schlösser’ en andere keizerlijke monumenten is dat zeer begrijpelijk. De Duitse keizers hebben in en rond Potsdam nadrukkelijk hun sporen nagelaten. Vanaf de grote Kurfürst Friedrich Wilhelm, tot de laatste Duitse keizer, Wilhelm II, die van 1888 tot 1918 aan de macht was, voor hij werd afgedankt en naar Nederland verbannen met, als ik het me goed herinner vierentwintig treinwagons aan inventaris. Een deel ervan is nog te bezichtigen in Huis Doorn, waar de goede man nog jarenlang heeft gewoond en zich bezig hield met hout hakken en lange wandelingen door het bos rond zijn Hollandse ‘paleisje’.
Niet te vergelijken met het Neues Palais in Park Sanssouci, waar hij vele jaren woonde na zijn kroning in 1888 en waar hij vele moderniseringen liet doorvoeren. Dingen waar je toen mee kon pronken, zoals verwarming en de eerste badkamers en wc’s. Iets waar wij niet van opkijken, wij zijn meer geïmponeerd door de enorme grottenzaal op de begane grond, waarvan de wanden gedecoreerd zijn met schelpen en mineralen van over de hele wereld. En dan overal die prachtige marmeren vloeren, die je alleen mag betreden op een paar vilten huissloffen in XXL-formaat, waarmee je door de zalen glijdt als de curlingballen op een ijsbaan.
Kaiser-Tour
Vanuit Berlijn is Potsdam perfect te bereiken met het openbaar vervoer. De S7, een van die mooie oude Oost-Duitse S-bahnen gaat rechtstreeks naar het Hauptbahnhof van Potsdam, waar je vanuit het centrum van West-Berlijn binnen een half uur bent. Op het station wordt je als toerist direct overvallen door lieden die je in een bus de ‘Kaiser-Tour’ willen laten maken. Een rondrit van zo’n vijfentwintig kilometer waarbij je langs de belangrijkste bezienswaardigheden wordt gevoerd en waarbij er gestopt wordt bij de drie belangrijkste attracties: het Schloss Sanssouci (Kasteel ‘Zonder Zorgen’, zoals het letterlijk vertaald heet), het grote Neues Palais en het Schloss Cecilienhof, waar de Potsdam-conferentie van 1945 werd gehouden (zie mijn blog over de ‘spionnenbrug’).
Wie het exclusief wil, kan vooraf ook een 'Kaiser Auto' huren: een paar leuke old-timers zoals een Opel uit 1938 of een Chevrolet De Luxe uit 1928. Wat helaas ontbreekt in het wagenpark is het Koninklijke voertuig van de Oost-Duitsers, de Trabant. Hier hoort eigenlijk ook de verlengde Trabant klaar te staan, de ‘Trabi-limousine’ (zie foto), die je in het centrum van Berlijn af en toe tegenkomt. Overigens kun je vanaf het Hauptbahnhof ook gewoon de stadsbus (695) nemen, die eveneens haltes heeft bij de highlights van Potsdam.
Wij hadden al eerder besloten gewoon te voet door de oude stad naar het Park Sanssouci te lopen. Het eerste monument waar je dan achter het station direct tegenaan loopt is de schitterende neoclassicistische koepelkerk, de St. Nicolaikirche aan de Alte Markt. Beelden van Rome en het Capitool in Washington doemen op bij het zien van deze tussen 2001 en 2009 gerestaureerde protestantse kerk. Ontworpen door een van de beroemdste Pruisische architecten uit de 19de eeuw, Karl Friedrich Schinkel, die in het oude centrum van Berlijn, een paar beroemde klassieke gebouwen (met veel zuilen ) heeft nagelaten, zoals de Alte Wache en het Alte Museum. Het gereed komen van de imposante koepel van de Sankt Nicolai Kirche (in 1848) heeft Schinkel zelf niet meer meegemaakt, maar hij maakte wel plannen en de tekeningen voor de kerk, daarbij geholpen door de architectonisch begaafde kroonprins Friedrich Wilhelm IV.
Schloss Sanssouci
Wij slingeren ons vervolgens door het aantrekkelijk opgeknapte en gerenoveerde stadscentrum naar het grote slotpark en maken daar, zoals velen denk ik, de verkeerde keus door als eerste naar het paleis te gaan waar het park zijn naam ontleend: het Schloss Sanssouci. Het paleis van koning Friedrich II (‘Alter Fritz’), gebouwd op een heuvel met op de helling ervoor terrassen met wijnbouw. Soms wisten die koningen van gekkigheid niet meer wat ze moesten doen om indruk te maken. In het paleis zelf worden voor een pittige toegangprijs van 12 euro, druppelsgewijs groepjes binnengelaten om de Pruisische pracht en praal te aanschouwen. Kamers en zalen in verschillende stijlen, in meerderheid rococo, dat wil zeggen met veel krullen en schelpmotieven in de decoraties aan de wand, het plafond en de meubels.
Erg mooi allemaal, maar we zijn niet echt overbluft. Misschien ook wel een beetje blasé door kastelen en paleizen die we eerder hebben gezien. Maar dat gevoel verdwijnt als sneeuw voor de zon als we, na een wandeling door het park, aan het eind van een lange laan door de bomen het Neues Schloss zien oprijzen. Dat is pas echt een paleis met allure. In de eerste plaats door zijn omvang, het is het grootste paleis van het Park Sanssouci, maar ook door de weelderige zalen, waar je nederig doorheen ‘sloft’ met een audioguide op je hoofd en waarin vooral Keizer Wilhelm II zich heeft uitgesloofd om de belastingcenten van de boeren en burgers uit Pruisen uit te geven aan schitterende interieurs en meubilair.
Wij sloffen voor de helft van de toegangsprijs van Sanssouci door de Keizerlijke Slaapkamer, het Keizerlijke Kabinet, tientallen gastenverblijven, een vestibule die zo groot is dat je er schaatswedstrijden (op sloffen) kunt organiseren en een nog veel grotere balzaal daar achter. Vanaf de eerste verdieping heb je naar buiten toe zicht op twee kleinere paleizen met een colonnade ertussen, die nu volledig in de steigers staat. Want de restauratie van dit soort kolossale projecten is een kwestie van lange adem en heel veel dukaten. Het kost de belastingbetaler zo mogelijk nog meer dan de keizer er ooit voor heeft betaald. Maar ‘Es lohnt sich’, zoals de Duitser zegt. Het Neues Palais mag er weer zijn en is wat ons betreft het pronkstuk van het Park Sanssouci. Alleen die sloffen, dat heeft toch iets primitiefs. Er echt goed op lopen kun je niet en dus slof je maar wat door de zalen, in de wetenschap dat je daarmee tenminste wel de marmeren vloeren mooi schoon houdt..

donderdag 1 april 2010

SAAB SERVICE MET KASTEEL OM DE HOEK




Woensdag 31 maart 2010. Sommige dagen kun je niet vooruit plannen en moet je gewoon over je heen laten komen. Wij hadden een fototentoonstelling op ons programma staan, maar besloten eerst werk te maken van een storing aan onze Saab. Op de heenweg hadden we op de grens van Nederland met Duitsland de Wegenwacht al langszij gehad vanwege een oplichtend symbooltje op het dashboard dat duidde op een ‘motorstoring’. Maar volgens de vriendelijke wegenwachter, die zijn handcomputer losliet op ons voertuig, was het een te verwaarlozing melding en konden wij gewoon door naar Berlijn. Maar de goede man had zijn hielen nog niet gelicht of wij kregen een nieuwe melding dat nu het rechtervoorlicht dienst weigerde. Geen probleem overdag, maar toch iets om naar te laten kijken. Bovendien kwam ergens midden in Duitsland ook weer het signaal van de motorstoring terug en was het volgens het instructieboekje toch raadzaam om een Saabgarage te raadplegen.
Omdat de auto verder geen kuren vertoonde en er nog geen nachtritten op het programma stonden, hadden we dat bezoek aan Saab uitgesteld tot vandaag. Dus via onze dealergids op zoek naar een Saab Service Station. Maar die zijn spaarzaam in Berlijn. De dichtsbijzijnde zat volgens onze dealergids op de Kurfürstendamm, maar op de Ku-damm bleek ‘Saab’ spoorloos te zijn verdwenen. Hetzelfde was het geval met de Saabdealer in Moabit, het adres waar we een half uur later voor de deur stonden. Wij kregen inussen stilletjes visioenen van massale sluiting van Saabgarages in Duitsland door de overname van Spyker eind vorig jaar. Een belronde in de auto leverde echter nog twee dealers op: een in Zehlendorf – een buitenwijk van Berlijn – maar daar werden we afgepoeierd omdat die tot de Pasen helemaal vol zat, en een ander in de buurt van het oude vliegveld Tempelhof, die wel even tijd voor ons wilde vrijmaken.
Op zo’n moment merk je weer hoe groot de stad is, want volgens onze Tom-Tom hadden we nog tweeëntwintig kilometer te gaan naar de derde dealer. Een ritje van een uur door allerlei stremmingen en langzaam rijdend verkeer. Maar ook dat hoort bij het leven in een wereldstad. Gelukkig werden we bij de Saab Service Bredlow, na onze zoektocht met hindernissen uiterst vriendelijk ontvangen door serviceleider Roger Jacobeit. Wij werden in de wacht gezet met een kop koffie, terwijl een monteur met de handcomputer aan de gang ging om de oorzaak van de storingsmelding te achterhalen en de verlichting te repareren. Na een half uurtje werd ons geadviseerd om maar een uurtje of twee in de omgeving te gaan wandelen of anders de volgende dag terug te komen. Men wees ons op het nabijgelegen Schloss Britz, met slotpark en restaurant.
Schloss Britz
Tot dat moment hadden wij nog niet eerder gehoord van de wijk Britz, waar we terecht waren gekomen. Een wijk die zit ingeklemd tussen het veel bekendere Neukölln aan de ene kant en Tempelhof aan de andere kant. Een oude woonwijk waar je niet direct een 19de eeuws kasteeltje verwacht met grote slottuin. Voor 1,50 kregen wij toegang tot het voormalige kasteeltje van een Duitse adellijke familie, die het slot zo rond 1880 hebben laten bouwen in de zg. ‘Gründerzeit’, toen Duitsland een bloeiperiode beleefde door de omvangrijke herstelbetalingen van de Fransen na de door hen verloren Frans-Duitse oorlog van 1870/71.
De graaf en zijn familie zaten er toen warmpjes bij, zo is nog terug te zien in de prachtige stijlkamers van Schloss Britz, met rijkversierde wanddecoraties, gordijnen, tapijten, en meubilair in neobarok stijl. Alles origineel, zoals onder andere ook een oude ‘grammofoon’ van Edison uit 1902, die het nog blijkt te doen ook, zo demonstreert een aardige jonge suppoost met witte handschoentjes. Wij staan opgetogen te luisteren naar een Amerikaanse zangeres uit het begin van de twintigste eeuw en raken aan de praat over de talloze uitvindingen van Edison, die ook aan de wieg heeft gestaan van de uitvinding van de film met zijn ‘nickelodeon’ en ‘kinetoscope’, een apparaat waarmee je zowel films kon opnemen als afspelen.
Ik verbaas me over het feit dat het Slot er nog zo gaaf en authentiek uitziet. Dat komt, zo vertelt onze suppoost, omdat Neukölln (en ook Britz) in de tweede wereldoorlog gespaard is door de geallieerde bommenwerpers omdat er geen industrie zat. De huurkazernes die aan het eind van de 19de eeuw massaal uit de grond waren gestampt om de snel groeiende bevolking een dak boven het hoofd te bieden, waren geen interessant doelen voor de Engelse en Amerikaanse bommenwerpers. Daardoor zijn in Neukölln vele huizen gespaard gebleven, waaronder dus het mooie Slot Britz. Een verrassende ontdekking.
Big smile
Na een bord ‘Kartoffelsuppe’ in het Wirtshaus Britzer Krug, een typisch Duits eetcafé, waar de ‘Deutsche Küche’ nog in ere wordt gehouden is het tijd om terug te gaan naar het Saab Service Center, waar Roger Jacobeit ons al met een ‘big smile’ opwacht. Het goede nieuws is, dat er niks bijzonders aan de hand is met onze Saab, alleen moesten wel aan beide kanten de voorlichten worden gerepareerd en de boordcomputer opnieuw geprogrammeerd, wat toch een rekening van 324 euro oplevert. Tja, hij kan zich voorstellen dat wij daar niet blij mee zijn, maar nu is wel alles weer in orde met de auto. Daar is geen speld tussen te krijgen, dus stappen wij licht hinkend, omdat we het gevoel hebben dat ons een beetje een poot is uitgedraaid, weer in onze Saab om de tweeëntwintig kilometer terug te rijden naar ons appartement. Met twee brandende koplampen (dankzij Edison, de uitvinder van de gloeilamp) en zonder verontrustende controlelampjes. Dat wel.

NAAR DE KAPPER IN POLEN




Dinsdag 30 maart 2010: Vandaag moet het er maar eens van komen. Al jaren neem ik mij voor om vanuit Berlijn een bezoek te brengen aan de meer dan 750 jaar oude Hanzestad Frankfurt aan de Oder, de belangrijkste grensovergang met Polen. Ik heb gehoord dat nogal wat Berlijners regelmatig de grens oversteken om in Polen inkopen te doen, hun haar te laten knippen en goedkoop te eten, te drinken en te tanken. Maar ik word ook aangetrokken door de historie die kleeft aan de stad met zijn bijna 80.000 inwoners. Zwaar gebombardeerd in de tweede wereldoorlog, daarna in tweeën gedeeld door de geallieerden die de Oder als grens beschouwden tussen Duitsland en Polen, waardoor het oostelijke stadsdeel opeens in Polen kwam te liggen.
Wij nemen de trein op Bahnhof Zoo, die er vijf kwartier over doet om in Frankfurt te komen. Het toeval wil dat in dezelfde coupé drie oudere dames neerploffen, die met hun boodschappentrolleys wel eens naar Slubice zouden kunnen gaan, zoals het Poolse deel van Frankfurt al jaren heet. Met moeite is hun Berlijnse dialect te verstaan, maar zo te horen wordt er heel wat afgemopperd, terwijl er achter elkaar wordt gegeten en gedronken. Gekookte eieren, zoetigheden en ander lekkers, terwijl ze alle drie al dik boven het gemiddelde van de Body Mass Index zitten. In Frankfurt volgen wij het drietal door de stationstunnel naar buiten en zien hoe ze regelrecht naar de taxistandplaats lopen om zich naar Slubice te laten rijden. De meerderheid van de mensen loopt echter naar het busstation en stapt in dezelfde bus, die zoals wij pas zien als hij wegrijdt, richting de grensovergang gaat. Een aardige oudere man, met een kinderfietsje voor zijn kleinzoon, neemt naast het fietsje ook ons op sleeptouw naar de volgende bus en drie haltes verder staan we bij een oude stalen brug, de vroegere grensovergang tussen de voormalige DDR en Polen. Je ziet aan het wegdek nog de slalombeweging die de auto’s vroeger moesten maken om door de controle te komen. Achter de oude grensbrug ligt een lange nieuwe brug over de Oder, die naar Slubice voert. Wij zien auto’s met Berlijnse nummerborden de brug oversteken en voetgangers met plastic tasjes en boodschappentassen op wieltjes. Sinds de DDR is afgeschaft en Polen bij Europa hoort is er geen grenscontrole meer, maar je stapt duidelijk een andere wereld in, de wereld van de zloty, de Poolse munteenheid, die ervoor zorgt dat de prijzen van een aantal artikelen nogal afwijken van de Eurolanden.
Prijsgrens
“Sie überschreiten jetzt die Preisgrenze” zo lezen we, met gevoel voor humor, op een groot bord op de brug. En dat geldt dan met name voor sigaretten, die voor de helft van de prijs worden aangeboden, voor medicijnen, voor benzine en voor de kapper. Nog nooit in mijn leven zoveel kapsalons, nagelstudio’s en schoonheidssalons bij elkaar gezien. Vermoedelijk zitten de drie struise dames uit Berlijn al onder de droogkap, terwijl wij wat verbaasd ronddolen door een stadsdeel vol winkeltjes waar je 24 uur per dag goedkope Pall Mall of Marlboro’s kunt kopen. Minikapsalons waar je voor vier euro (als man) je haar kunt laten knippen, of voor zestien euro als vrouw je haar laten permanenten. Wimpers en wenkbrauwen verven voor vijf euro en een manicure voor een tientje. En overal zitten klanten onder het mes of de droogkap. Vooral in de grote ‘openluchtbazar’, een permanente, overdekte markt met allerhande stalletjes, kapsalons en eettentjes is het druk. Veel groenten en fruit en vooral ook veel bloemen en plantjes. Vooral de violen doen het erg goed in Polen. Net zoals de traditionele violist, die voor 1 euro maar wat graag op de foto wil. Voor ons ‘rijke westerlingen’ komt het allemaal wat armoedig over. Huizen zijn vervallen of de gebreken zijn weggeschilderd onder uitbundige kleuren, die bijna pijn doen aan je ogen. Het heeft allemaal iets treurigs, daar kan zelfs de doorbrekende lentezon weinig aan veranderen. Een kaal stadsplein, blijft een kale vlakte. En van het traditionele oorlogsmonument van twee soldaten met geweren wordt je ook niet echt vrolijk.
Revolutiebouw
Pas tijdens een wandeling langs de oever van de Oder, zien we ook de mooie kant van Slubice, maar we zijn toch blij als we, na een goedkope maar voedzame maaltijd met vooral veel schnitzels op de kaart, de brug weer oversteken in westelijke richting en in het centrum van Frankfurt het ‘vertrouwde Oosten’ aantreffen. Dat wil zeggen, veel revolutiebouw uit de jaren vijftig en zestig, toen er in de jonge DDR met weinig geld en veel beton een nieuwe binnenstad uit de grond werd gestampt omdat de oude kapot was gebombardeerd. Maar tussen al het lelijks zijn ook nog enkele juweeltjes van oude (gerestaureerde) gebouwen terug te vinden. Een gotische hallenkerk bijvoorbeeld (de Marienkirche, zoals ze allemaal heten) en het oude Rathaus, deels Museum für Junge Kunst, met een schitterende hoge siergevel in baksteengotiek. Alleen daarvoor zou je al even de trein nemen naar Frankfurt aan de Oder. Dat trouwens ook een trefpunt schijnt te schijn voor treinfanaten en liefhebbers van oude stoomlocomotieven. Die worden nog gekoesterd in de oude DDR en in ‘Frankfurt O’, zoals de stad kortweg wordt genoemd, staat er nog eentje te pronken op een zijspoor van het treinstation. Een mooie blikvanger vanaf met busstation. Maar wij gaan weer met een moderne dubbeldekker terug naar Berlijn, met lege plastic zakken want Slubice had ons, verwende toeristen, weinig meer te bieden dan een goedkope warme maaltijd en wat mooie vergezichten over de Oder.